
De veiligheid van vrouwen in de openbare ruimte staat, opnieuw, hoog op de agenda na de dood van Lisa. De actie ’Wij eisen de nacht terug’ krijgt alle aandacht en laat zien hoe groot de frustratie is. Als vrouw wil je je tenslotte vrij en onbezorgd over straat kunnen bewegen. En terecht.
Ook ik heb mijn ervaringen. Eén keer was ik écht heel bang. Gelukkig kon ik de hulp inroepen van voorbijgangers, die me veilig thuisbrachten. Ik ben niet bang uitgevallen maar sindsdien ben ik me wel altijd heel erg bewust van wat er om me heen gebeurt. Als ik verwacht laat thuis te komen, zegt mijn lief: ’Bel even voor je vertrekt.’ Lief bedoeld, maar eigenlijk te triest voor woorden.
Terug naar ’Wij eisen de nacht terug’. Ik steun de oproep om samen te werken aan veiligheid. Dat vrouwen ongestoord over straat willen lopen, is vanzelfsprekend. Maar tegelijk schuurt er bij mij iets in de discussie. Het gesprek lijkt namelijk vooral te draaien om één boodschap: mannen moeten veranderen, zich bewuster worden, elkaar aanspreken. Zij moeten verantwoordelijkheid nemen. Maar is dat niet te eenzijdig? Helpt deze toon ons vooruit of vergroot hij de kloof?
Ik kan me namelijk goed voorstellen dat veel mannen zich ongemakkelijk voelen. ‘Ik heb nooit iemand lastiggevallen, waarom word ik aangesproken alsof ik schuldig ben?’. Geen rare vraag. Want vrouwen tonen misschien minder grensoverschrijdend gedrag in de openbare ruimte maar maken zich zéker schuldig aan kleinerende opmerkingen en seksistische grappen over mannen. Hoewel dat misschien onschuldiger lijkt, draagt het net zo goed bij aan een cultuur waarin ongelijkwaardigheid normaal is. We lachen het weg, doen alsof het gewoon humor is, maar als diezelfde toon naar vrouwen wordt gebruikt, vinden we het ineens niet meer grappig.
Daarom denk ik: als wij willen dat mannen hun gedrag onder de loep nemen, moeten wij vrouwen dat óók doen. Want het frame van dader versus slachtoffer is weliswaar begrijpelijk vanuit de cijfers, maar het zet ons wel lijnrecht tegenover elkaar. En daar loopt het volgens mij spaak. Vrouwen voelen zich niet gehoord, mannen voelen zich aangevallen. Het resultaat: afstand, frustratie, polarisatie. Terwijl gelijkwaardigheid volgens mij niet begint met beschuldigingen, maar met zelfreflectie en het vinden van verbinding. Want uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde: een samenleving waarin we ons vrij en veilig voelen.
Voor mij zit de oplossing in geïnternaliseerde gelijkwaardigheid. Misschien bestaat die term nog niet, maar ik leg hem graag uit. Het betekent dat we elkaar niet alleen naar buiten toe als gelijkwaardig behandelen, maar dat we het ook echt zo voelen en denken. Dat we de eeuwenoude patronen loslaten van de man als patriarch en de vrouw als willoos bezit. Dat we verschillen erkennen en respecteren, zonder hiërarchie. Dat mannen naar zichzelf durven kijken zonder zich collectief schuldig te voelen en dat zij hún kwetsbaarheid mogen tonen. Dat vrouwen hun kwetsbaarheid durven benoemen zonder te verdwijnen in hun slachtofferrol.
Laten we nieuwe gesprekken voeren. Gesprekken waarin we niet op zoek zijn naar schuldigen, maar naar begrip. Waarin we niet langer elkaar willen corrigeren, maar elkaar willen versterken. Dat vraagt dat iedereen zijn eigen gedrag en uitspraken bekijkt. Die ene opmerking die je maakt zonder erbij stil te staan. Die grap waarvan je denkt dat hij onschuldig is. Verandering begint niet bij ‘de ander’, maar bij eenieder.
Dat is volgens mij de echte boodschap die we nodig hebben: dat wij allemaal moeten groeien naar een geïnternaliseerde overtuiging van gelijkwaardigheid. Dan krijgen vrouwen niet alleen de nacht terug, maar krijgen wij allemaal iets veel groters: een samenleving waarin iedereen zich veilig en gelijkwaardig kan voelen.
En dan kunnen we ook met én om elkaar lachen.






